Hoe groot moet een stadsdeel zijn?
18 januari 2009 – Een ‘robuust’ stadsdeel moet minstens 80.000 inwoners hebben, stelt de Commissie Mertens. Dat uitgangspunt leidt tot een halvering van het aantal stadsdelen. Maar waarom wordt de grens niet getrokken bij 50.000 inwoners?
Critici zeggen dat de commissie de grens van 80.000 niet onderbouwt. De commissie erkent dat ook min of meer. Amsterdam is uniek, zo redeneert ze, dus kan je geen normen ontlenen aan andere gemeenten. “Een eigen, Amsterdamse redenering is noodzakelijk”.
De commissie zegt dat de stadsdelen groter moeten worden omdat ze anders niet goed in staat zijn om hun taken uit te voeren. Dit argument wordt ook vaak gebruikt om fusies van gemeenten te bepleiten. In 2006 publiceerde de toenmalige minister Johan Remkes een onderzoek waaruit bleek dat een gemeente 20.000 of liefst 50.000 inwoners moet hebben om effectief te kunnen functioneren.
De meeste gemeenten zijn kleiner: 85% heeft minder dan 50.000 inwoners en de helft daarvan zit onder de 20.000. Remkes vond dat gemeenten met minder dan 20.000 inwoners moeten fuseren, maar zijn opvolger Guusje ter Horst heeft dit uitgangspunt weer laten varen.
Hoe dan ook, als het gaat om de ‘bestuurskracht’ van gemeenten worden lagere normen gehanteerd dan de 80.000 inwoners van de Commissie Mertens. Daar komt nog bij dat een stadsdeel minder taken heeft dan een gemeente, en dus misschien zelfs nog wel kleiner zou kunnen zijn.
Aan de andere kant werken sommige stadsdelen al samen, bijvoorbeeld Bos en Lommer en Geuzenveld. Dit heeft het nadeel dat de deelraad moeilijker democratische controle kan uitoefenen. Als er veel wordt samengewerkt, is dat wel een argument voor grotere stadsdelen.
De Commissie Mertens voert verder aan dat vergroting van de stadsdelen leidt tot minder politici (momenteel hebben de stadsdelen 322 raadsleden en 49 bestuurders) en minder ‘bestuurlijke drukte’. Met die laatste term wordt bedoeld dat er teveel wordt vergaderd.
Dat minder stadsdelen leidt tot minder politici en minder vergaderingen valt moeilijk te betwisten, maar het zelfde effect zou natuurlijk ook kunnen worden bereikt door het aantal politici per stadsdeel te verlagen.
Een heel andere invalshoek valt te vinden in het werk van de beroemde stadssocioloog Jane Jacobs, bekend vanwege haar pleidooien voor levendige buurten waarin werken en wonen vermengd zijn.
Burgers staan volgens Jacobs vaak machteloos tegenover het stadsbestuur, dat te weinig benul heeft van wat zich afspeelt in de wijken. Stadsdelen moeten daarom een bemiddelende rol spelen tussen de stad en de straat. Daarvoor moeten ze wel de juiste omvang hebben: groot genoeg om het gevecht met het stadsbestuur aan te gaan, maar wel weer zo klein dat ze aanspreekbaar zijn voor burgers.
Globaal hanteert Jacobs een ondergrens van 50.000 inwoners, maar de ideale grootte hangt ook af van de omvang van de stad. In een stad als New York (tien keer zo groot als Amsterdam) zou een effectief stadsdeel misschien wel 200.000 inwoners moeten hebben; in steden als Boston en Pittsburgh (destijds waren beide steden iets kleiner dan Amsterdam nu) is 30.000 wellicht al genoeg, aldus Jacobs.
Overigens zou het zomaar kunnen dat de Commissie Mertens zelf ook wel voelt voor stadsdelen met minder dan 80.000 inwoners. Ze heeft naast haar voorstel voor zeven stadsdelen ook een variant uitgewerkt met tien stadsdelen, waarvan het kleinste (Zuideramstel) groeit naar iets meer dan 50.000 inwoners.
Formeel is deze variant in het rapport opgenomen om tegemoet te komen aan de wensen van commissielid Arco Verburg, die het niet eens was met de ondergrens van 80.000 inwoners. Maar het zou natuurlijk ook een onderhandelingsstrategie kunnen zijn: hoog inzetten, en tegelijk zorgen dat je een compromisvoorstel achter de hand hebt, zodat de discussie niet opnieuw hoeft te beginnen als de variant met zeven stadsdelen wordt verworpen.
Afbeelding: Actie bij stadsdeel Oud-Zuid voor behoud van het Ostade 233 collectief. Foto van website
Nieuws uit Amsterdam ontvangen? Klik hier
|